De Zeiler
Het was heerlijk op het water.
Ik was aan boord gestapt van een charterschip, dat speciaal gebouwd is om vanuit Bataviahaven Lelystad dagtochten te maken. Ik kende niemand van de opstappers, maar de gemeenschappelijke interesse voor zo’n schip selecteert vanzelf de personen met de juiste mentaliteit zodat je verder weinig hoeft te doen om het samen gezellig te hebben.
Een van de andere dagtochtgangers zag er om zo te zeggen ‘scheeps’ uit. Hij deed me aan mijn vader zaliger denken met zijn wollen schippersmuts boven ruige bakkebaarden en zijn schipperstrui. Ik had al gauw contact met hem; hij bleek inderdaad een gepensioneerd marineman te zijn die zijn passie voor de zee tegenwoordig botvierde aan boord van schepen van de ‘bruine vloot’. Hij had een ietwat filosofische kijk op het leven.
We brachten de boot onder zeil, waarna uit het dagverblijf heerlijke geuren begonnen op te stijgen van versgezette koffie en thee en warme broodjes. Met mijn ‘pikheet’ belandde ik naast mijn ‘schipper’ op een bank aan dek. Hij keek dromerig naar de horizon toen hij me dit verhaal vertelde.
“De zee is het meest ongerepte ‘landschap’ op onze planeet. Sinds de Schepping is er niets aan veranderd. Toch is hij nooit hetzelfde. De golven zijn altijd in beweging, de wind speelt er voortdurend overheen, het licht is steeds anders.
De zeiler gaat met de zee een dialoog aan. Hij verlaat de geborgenheid van de haven als een baby de moederschoot. Tussen de pieren schat hij in hoe het buitengaats is, of het schip met vol tuig kan varen of dat er gereefd moet worden. De weersverwachting wordt uitgeluisterd, waarschuwingen worden ter harte genomen. De koers wordt in de kaart uitgezet; als de bestemming niet bezeild is, worden slagen gemaakt. Onderweg let de zeiler steeds goed op of het weer verandert, of er andere schepen varen, of het tij mee of tegen is. Aan het roer voelt hij hoe het schip zich houdt in zee en wind. Aan de horizon staan bakens die de weg wijzen.
Zo wordt de zeiler zich onderweg bewust van de parallellen die zijn reis met het leven heeft. De dierbaren die hem voor korte of langere tijd vergezellen vormen zijn bemanning, zonder wie hij het niet redt als stormen de levenszee teisteren. Hij moet op zijn beurt ook de anderen aflossen van hun wacht. En het kan voorkomen dat alle hens aan dek moeten omdat er gevaar dreigt. Het schip kan onderweg misschien averij oplopen, de ankergrond is niet overal even stevig, maar de zeiler houdt koers!
Als uiteindelijk de veilige haven is bereikt, begeeft de zeiler zich onder zijn geestverwanten om bij een goede oorlam terug te kijken op de reis die achter hem ligt en te bomen over de doorstane ontberingen en beleefde avonturen, in het besef dat de Havenmeester het schip zal behoeden en zal blijven voorzien van voldoende staand en lopend want om de levensreis te volbrengen.”
Toen hij zweeg, keek ik zelf dromerig, peinzend bijna, naar de horizon.
Ik had inmiddels mijn koffie met broodje op en bracht beker en bord naar de kombuis. Toen ik aan dek terugkeerde, was de zeiler verdwenen.
Niemand wist waar hij was, sterker nog: niemand wist wie ik bedoelde. Hoe ik ook mijn best deed zijn signalement te geven, geen van de opstappers wist in de verste verte over wie ik het had.
De rest van de dag leek een eeuwigheid te duren. Niet dat het saai was, integendeel: het leek of de tijd stilstond en mijn gezichtsveld zich uitbreidde tot ver voorbij de begrenzing van het Markermeer. Terug in de haven nam ik als herboren afscheid van de andere opstappers, sommigen bevaren, anderen volstrekt onervaren maar allemaal een ervaring rijker.
Ik heb de Zeiler nooit meer gezien.
– Peter Bouchier